Slechts één opdrachtgever en het niet voldoen aan de andere ondernemerschapsvereisten leidden ertoe dat de gastouderinkomsten onder resultaat uit overige werkzaamheden vielen. De aanwezigheid van een overeenkomst met een gastouderbureau en de afnemer maakte dit niet anders.
In deze zaak ging het om een grootmoeder die gedurende 4,5 jaar voor vier dagen per week gastouder was geweest voor haar drie kleinkinderen. Met tussenkomst van een gastouderbureau ontving zij daarvoor een vergoeding, die naar haar mening aangemerkt kon worden als winst uit onderneming. Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch was het echter eens met de conclusie van de inspecteur en Rechtbank Zeeland-West-Brabant dat hier geen sprake was van ondernemerschap. De dame werkte namelijk slechts voor één opdrachtgever én voldeed niet aan andere vereisten voor ondernemerschap. Zo liep zij geringe risico’s, waren de investeringen beperkt, en deed zij op geen enkele wijze aan acquisitie. Dat de gastouderwerkzaamheden gedurende langere tijd werden verricht (4,5 jaar), wilde niet zeggen dat zij duurzaam een onderneming uitoefende. De overeenkomst die de dame in dit kader sloot met het gastouderbureau en de zoon en het feit dat zij een diploma in de specialisatie gastouder had behaald, hielp haar ook niet. Vanwege de afwezigheid van ondernemerschap moest de vergoeding belast worden als resultaat uit overige werkzaamheden. Wet: artikelen 3.2 en 3.90 Wet Inkomstenbelasting 2001
Meer informatie: Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 18 februari 2016 (gepubliceerd 29 april 2016), ECLI:NL:GHSHE:2016:533